Dinsdag 8 augustus 2000.
Bij een bomaanslag in Moskou, tijdens de avondspits, vielen twaalf doden en raakten ongeveer negentig mensen gewond. Het explosief zat verpakt in een koffer en toen hij afging waren er zo’n vijfhonderd mensen nabij de plaats des onheils. Het gebeurde in de voetgangerstunnel onder het Poesjkinplein, een van de drukste punten in het centrum van de Russische hoofdstad. Door de drukgolf werden de meeste winkeltjes in de ondergrondse passage vernield en ook de constructie zelf liep schade op.
Het was niet de eerste aanslag in die tijd. Op 31 augustus 1999 was in een ondergronds winkelcentrum vlakbij het Kremlin een bom ontploft. De explosie, die aan slechts één persoon het leven kostte, bleek de opmaat tot een reeks bomaanslagen op flatgebouwen waarbij in totaal bijna driehonderd doden vielen. Ze werden toegeschreven aan de Tsjetsjeense rebellen en hadden de aanleiding gevormd voor het hernieuwde Russische ingrijpen in de opstandige Kaukasische republiek. Daar schreven we al een aantal keer over. Ook dit keer wezen ze in Rusland met een beschuldigende vinger naar de Tsjetsjenen, maar net als in 1999 ontkende het land iedere betrokkenheid.
Feyenoord moest zich tegen Sturm Graz kwalificeren voor de Champions League. Op deze dag was de eerste wedstrijd van het tweeluik. Ze verloren met 2-1. Op zich gaf het nog een riant uitzicht op deelname aan de Champions League. Coach Bert van Marwijk had echter wel voldoende redenen zich te generen voor het optreden van zijn elftal. De onervaren verdedigers Gyan en De Haan gaven onnodig twee strafschoppen weg en spits Cruz bedierf ten slotte zijn invalbeurt door in de laatste minuut de Oostenrijker Strafner na te trappen. Met tien spelers besloot Feyenoord een wedstrijd die het nooit had mogen verliezen.
President Wahid van Indonesië liep ondertussen tijdens de algemene beschouwingen in het Volkscongres zware politieke schade op. De meeste Congresfracties gaven hem na tien maanden in het hoogste ambt een onvoldoende, zonder daar overigens vergaande consequenties aan te verbinden. We hadden het er gisteren al over.
Kort na de explosie waarbij onbedoeld vier mogelijke ETA-terroristen om het leven kwamen, pleegde de Baskische afscheidingsbeweging weer twee bomaanslagen. Een autobom in het stadje Zumaia kostte aan het begin van de middag het leven van Juan María Korta, ondernemer en voorzitter van de provinciale werkgeversorganisatie. De aanslag werd een paar uur later gevolgd door de ontploffing van een autobom in Madrid. Daarbij vielen elf gewonden, onder wie twee kinderen.
H.L. Hunley: de eerste duikboot die erin slaagde een oorlogsschip tot zinken te brengen, weliswaar ten koste van zichzelf. De Amerikanen bouwden het 12-meter lange kunststukje in 1863 en vervolgens werd hij ingezet bij de Amerikaanse Burgeroorlog. Toen het zonk op 17 februari 1864, verloor de Confederatie niet alleen de boot maar ook acht bemanningsleden. En sindsdien was de Hunley spoorloos. Tot mei 1995. Schrijver Clive Cussler, een actief zoeker naar gezonken schepen, vond het wrak. En op deze dinsdag in 2000 haalde men het, na 136 jaar op de oceaanbodem te hebben gelegen, boven water (zie foto). Inclusief de skeletten van de bemanning. Ze zaten op hun plaats en geen van hen scheen enige ontsnappingspoging of noodmaatregel te hebben ondernomen.