In april spraken we met Danny de Vries over de vuurwerkramp van 13 mei 2000. Hij stond er als jonge verslaggever bovenop, maakte beelden die ’s avonds de wereld overgingen. Nu is hij burgemeester in Oudewater. Hij reflecteerde met ons op die tragedische dag, nu al 25 jaar geleden. Het gesprek is hieronder te beluisteren, en natuurlijk via Spotify en YouTube.
We gebruikten AI om ons gesprek te transcriberen; vervolgens heeft ChatGPT er een leesbare samenvatting van gemaakt. Die willen we hieronder delen. Voor wie niet de tijd heeft om naar onze hele podcast te luisteren. Danny de Vries, 13 mei 2000. Een verhaal dat het waard is om te delen.
Let op: dit is dus een samenvatting van AI. Hele mooie passages uit ons gesprek ontbreken. Wil je veel meer leren, luister dan naar de podcast.
Het gesprek met Danny de Vries
Fietelaars en Vermeulen:
Daar zijn we weer. Het jaar 2000. Onze vierde gast zit tegenover ons. We hebben vandaag een bijzonder gesprek. We zijn in het verre Enschede – twee uur gereden – in het Huis van Verhalen. Een bijzondere plek, met een bijzondere gast. Vandaag spreken we met Danny de Vries, burgemeester van Oudewater. Maar vooral kennen we hem als de man die er bovenop zat toen op 13 mei 2000 de vuurwerkramp plaatsvond. Zijn beelden gingen diezelfde avond nog de wereld over. We zijn 25 jaar verder. Danny, we zijn vereerd met jouw rol in onze podcast.
Danny de Vries:
Dankjewel. Ik vind het buitengewoon leuk dat jullie naar Enschede zijn gekomen. Ik woon hier niet meer, maar als we het over de vuurwerkramp hebben, is het goed om op de plek te zitten waar het gebeurde. Voor mij is dit echt een “trip down memory lane”. Dit gebouw, Prismare, is een grote plek met allerlei functies – het Huis van Verhalen is daar onderdeel van. Vanuit hier kijk je uit op Roombeek. Tussen de bosjes zie je een grote vlakte, het monument ‘Het huis tussen hemel en aarde’ en de krater van de vuurwerkramp. Het is toch altijd bijzonder om hier te zijn, want hier liggen veel herinneringen voor mij. Het verhaal gaat hier echt leven.
Fietelaars en Vermeulen:
We kwamen hier aan na een rit van twee uur, parkeerden vlakbij de plek waar SE Fireworks heeft gestaan. Je kunt het park inlopen en daar zie je de namen van de mensen die omkwamen. Ik kreeg kippenvel. Je bent bezig met deze podcast, verdiept je erin, en dan word je ineens geconfronteerd met de realiteit: hier is het écht gebeurd. Nogmaals dank dat we hier mochten komen.
Danny de Vries:
Ja, het monument is vrij simpel – een grote steen met daaromheen tegels die het verdwenen huis vormen. Maar het draait vooral om die steen met de namen. Dan wordt het ineens heel echt. Je realiseert je dat dit, net als Volendam in 2001, een van de grote rampen is in de recente Nederlandse geschiedenis.
Wat ik me nog goed herinner is hoe traag de nieuwsvoorziening toen op gang kwam. Om 20:15 zat ik in de studio van RTV Oost. RTL, toen nog relatief nieuw, was al aan het uitzenden. De NOS kwam toen pas binnen om een bandje op te halen. Echt. De verslaggever vroeg burgemeester Mans nog: “Is er echt een ramp bij u gebeurd?” Terwijl je tegenwoordig overal ter wereld direct beelden ziet. Maar toen? In Enschede kon niemand zich voorstellen dat er iets zó heftigs was gebeurd, in Nederland nog wel.
Fietelaars en Vermeulen:
Als je naar jouw beelden kijkt, die we inmiddels honderd keer hebben gezien, zie je mensen die niet goed lijken te beseffen wat er gebeurt. Als dit in 2025 was gebeurd, had iedereen hun telefoon omhoog gehouden. Er zouden tien keer zoveel beelden zijn geweest.
Danny de Vries:
Klopt. Ik dacht ook: stel dat die ramp nu zou plaatsvinden, hoe zou dat eruitzien? Dan zouden mensen veel dichterbij komen om te filmen. Dat is gevaarlijk. Ik ben zelf niet zo heldhaftig – ik hield wat afstand. Maar journalistiek is wel veranderd. Vroeger deden we bijvoorbeeld geen berichtgeving over zelfdoding. Nu zie je dat soort berichten volop op social media. En ik had wel een mobiele telefoon, maar geen camera of internet. Social media bestond nog niet. Alles ging handmatig. Dus dat bandje werd nog letterlijk opgehaald.
Fietelaars en Vermeulen:
Laten we teruggaan naar 2000. Jij was toen 25. Ik stel me voor: student, biertje in de hand, vrienden om je heen, samen het millennium inluiden?
Danny de Vries:
Ja, dat klopt behoorlijk. Ik woonde in een studentenhuis, Asgard, samen met 13 andere jongens. Eén grote puinhoop, maar o zo gezellig. We vierden elk jaar oud en nieuw met een knalfeest. Ik stond daar voor of achter de bar, biertje in de hand, in een tent in de achtertuin waar onze vereniging langskwam. Het was ook speciaal omdat het de millenniumwisseling was.
Fietelaars en Vermeulen:
Wat studeerde je eigenlijk?
Danny de Vries:
Ik begon met bestuurskunde en ben overgestapt naar Toegepaste Communicatiewetenschap (TCW) aan de Universiteit Twente. Een technische universiteit, maar ze boden ook maatschappijwetenschappen aan. TCW was vernieuwend, veel beter dan de variant in Amsterdam. Dat zeg ik als Amsterdammer. Studeren in Enschede heeft mij als mens echt verrijkt.
Fietelaars en Vermeulen:
Aan de ene kant studeerde je communicatiewetenschappen, aan de andere kant bedreef je journalistiek. Twee totaal verschillende werelden met soms tegenstrijdige belangen.
Danny de Vries:
Absoluut. Ik heb altijd journalistiek en communicatie gecombineerd. Ik werkte voor de lokale omroep, later ook voor RTV Oost. En ja, dat werkte door in mijn latere werk als communicatieadviseur. Het is een zegen dat ik beide perspectieven ken.
Fietelaars en Vermeulen:
En toen kwam 13 mei 2000. Hoe verliep jouw dag tot het moment van de explosie?
Danny de Vries:
Het jaar begon vrij normaal. Ik studeerde, werkte bij RTV Oost en deed van alles ernaast. Zo presenteerde ik het examensjournaal voor Radio 538 en TMF, naast mijn redactiewerk voor RTV Oost. Mijn agenda zat vol – althans, voor een student. Maar ná 13 mei stond er niets meer in. Leeg.
Vier dagen vóór de ramp had ik met mijn studentenvereniging een ludieke actie gedaan: “Majesteit, het is tijd voor Twente.” We wilden dat Koningin Beatrix Koninginnedag in Enschede zou vieren. RTL, RTV Oost en de Tubantia waren erbij. Achteraf gezien bijna ironisch, want vijf dagen later gebeurde de ramp. De dag erna was de koningin in Enschede.
De avond voor de ramp was ik bij een brand bij Hartman Tuinmeubelen. Tot vier uur ’s nachts was ik daar. Daarna deed ik de zaterdagochtenddienst op de redactie. Ik was eigenlijk kapot. Rond elf uur kreeg ik toestemming om ‘Lijn Oost’ te maken – een luchtig programma waarbij je mensen interviewde in het openbaar vervoer. Die dag reden er geen treinen, dus ik ging met de bus.
Toen ik thuiskwam, werd ik gebeld: er was iets gaande in de wijk Roombeek. Vuurwerk, een brandje. Niks bijzonders, dacht ik. Ik pakte mijn kleine camera – bedoeld voor Lijn Oost – en reed richting de plek. Ik kende Roombeek nauwelijks. Het was een arbeiderswijk met wat industrie, daar lag SE Fireworks, omgeven door hoge muren.
Ik parkeerde aan de Tollensstraat. Daar stonden al wat mensen te kijken. Het was zonnig, mensen droegen korte broeken, sommigen kwamen met kinderwagens. Ramptoerisme, al besefte niemand dat nog. Brandweermensen liepen in en uit. Ik deed een radioverslagje, maar eerlijk: het sloeg nergens op. Ik had geen idee wat er precies aan de hand was.
Iemand vroeg: “Wanneer wordt dit uitgezonden?” Ik zei: “Maandag. Waarschijnlijk 30 seconden. Brandje in Enschede.” Zo onschuldig leek het.
Toen kwam de eerste ontploffing.
We stonden achter het rood-witte lint toen het begon te rommelen. De eerste klap kwam. Vuurwerk vloog over de huizen. Ik stond voor een huis, wilde filmen, het raam achter me knalde eruit. Instinctief rende ik naar binnen en ging onder een deurpost staan. Die training had ik ooit in Amerika gehad – bij aardbevingen is dat de veiligste plek.
Dat huis zat vol mensen. Maar na de tweede klap waren ze allemaal verdwenen. Alleen nog twee naast mij. Eén vrouw raakte zwaar gewond. Wij hadden niets. Geen kras.
Na die tweede explosie was alles zwart. Pikdonker van de rook, oorverdovend lawaai. Een brandweerman kwam uit de duisternis, vroeg mijn telefoon. Die deed het niet. Hij liep door puin een ander huis in. Ik kon hem niet bijhouden. Toen pas besefte ik: ik ben in mijn eentje, midden in een rampgebied.
Ik begon te lopen. Richting het noorden – weg van de brandhaard. Onderweg hielp ik gewonden in een auto, maar stapte zelf niet in. Geen idee waarom. Ik dwaalde door de wijk. Alles stond in brand. Geen verkeer, alleen ambulances. Ik hoorde collega Jan Medendorp op autoradio’s: “De Grolsch Brouwerij staat op ontploffen.” En ik liep er net langs.
Uiteindelijk bracht een man uit Borne me naar de studio in Hengelo. Hij gaf toe dat hij een ramptoerist was. Maar ik was blij dat ik weg kon.
In de studio deed ik verslag. Toen pas viel ik om. Letterlijk. Alles kwam eruit. Mijn psycholoog vertelde later: “Als je niet meer weet wat je overkomt, val je terug op wat je kent.” Voor mij was dat: handelen, verslag doen. Daarna was het op. Klaar. Slachtoffer.
Ik had niets meer. Mijn studentenbaan weg, geen inkomen. Mensen dachten zelfs dat ik op vakantie was, omdat ik nergens te vinden was. Anderen waren jaloers op mijn bekendheid. Maar ik zat gewoon thuis. Kapot. Ik heb geld moeten lenen voor een winterjas.
Mijn beelden gingen de wereld over. Ze lieten de ernst van de ramp zien. Samen met de verwoesting zoals de WDR die filmde. Die combinatie maakte het echt tastbaar. Maar de discussie of vuurwerkopslag in woonwijken nog kan? Die voeren we 25 jaar later nog steeds. En dat is onvoorstelbaar.
Ik zeg vaak: de vuurwerkramp is het dieptepunt én keerpunt van mijn leven. Sindsdien wil ik alles uit het leven halen. Ik ben later ondernemer geworden, en nu burgemeester. Mijn motto is: learning, earning, serving. Eerst leren, dan verdienen, dan teruggeven aan de maatschappij.
Het heeft me ook empathie gegeven in mijn huidige rol. Als iemand alles verliest in een woningbrand, weet ik wat het met iemand doet. Misschien niet exact hetzelfde, maar ik kan me erin verplaatsen. Dat is veel waard.
Ik gebruik mijn ervaringen nu om te pleiten voor een weerbare samenleving. We moeten voorbereid zijn. Stroomuitval, wateroverlast, geopolitieke instabiliteit – het is geen fantasie. En bij rampsituaties moet je weten wat je moet doen. Zoals ik instinctief onder een deurpost dook. Dat redde misschien mijn leven.
Ik heb lang niets met de rechtszaken of oorzaken te maken willen hebben. Energieverspilling. Ik heb me gericht op betekenis geven aan mijn rol. Alles wat ik verdiende met mijn beelden heb ik aan goede doelen gegeven. Ik wilde iets negatiefs in balans brengen.
Enschede is een veerkrachtige stad. Net als bij de teloorgang van de textielindustrie, is de stad ook hier weer opgestaan. Kijk naar Roombeek nu: prachtig. Een volwassen, bruisende stad. De ramp is deel van de geschiedenis, maar niet de identiteit van de stad geworden. Dat is veerkracht.
Fietelaars en Vermeulen:
Wat zou jij, de Danny van nu, willen zeggen tegen de Danny van toen?
Danny de Vries:
Ik zou zeggen: “Ga door zoals je nu bezig bent.” Ik heb bewust keuzes gemaakt. Mijn inkomsten gedoneerd. Mijn roeping gevonden. En anderen geholpen. Dus eigenlijk zou ik mezelf geen ander advies geven dan wat ik nu aan jongeren geef: Stel een punt op de horizon. Kijk terug. En als het niet goed voelt, verander dan je koers. Je leeft maar één keer.
